top of page

FK 5.1.12

Ook met een ‘chemisch’ blusmiddel kan op een vrij milieuvriendelijke manier geblust worden waar het blusmiddel geen schade mag aanrichten en waar aanwezige mensen niet in gevaar mogen worden gebracht.

 

Dat kan door gebruik te maken van het blusmiddel FK 5.1.12

Novec1.jpg

FK 5.1.12 heeft slechts een GWP (Global Warming Potential - waarde die invloed op de verhoging van het broeikaseffect uitdrukt) van 1.  Dit is dezelfde GWP als die van CO2.  Ter vergelijking : de GWP van HFC227ea of FM200® is 2 900.

FK 5.1.12 is een scheikundige substantie, die behoort tot de groep van de fluoroketonen. Zijn bluswerking berust voornamelijk op het sterk afkoelend effect en het onttrekken van de hitte aan het vuur.  Het mengsel FK 5.1.12 - lucht heeft een veel hogere warmtecapaciteit dan zuivere lucht.  Dat betekent dat dit gasmengsel meer energie (warmte) gaat opslorpen voor elke graad temperatuurverhoging, die het ondergaat.  Bij een correct gekozen ontwerpconcentratie zal een hoeveelheid warmte onttrokken worden, die volstaat om het evenwicht binnen de vuurdriehoek te verstoren.

 

Er is slechts een geringe volumeconcentratie nodig om het vuur meester te raken (voor computerzalen : 4,7% FK 5.1.12  volgens NFPA-regel nr. 2001 (als “Class C Fires”) en 5,6% volgens (NBN) EN 15004-2 “Higher hazard Class A”.

Novec4.jpg
Novec2.jpg

FK 5.1.12 gedraagt zich als een gas hoewel het bij atmosferische omstandigheden van temperatuur en druk een vloeistof is.  In de regels werd vastgelegd dat 95% van het gewicht aan blusmiddel moet uitgestroomd zijn binnen de 10 seconden na de start van de blussing.  Deze verplichting geldt voor alle ‘chemische’ blusgassen om de vorming van ontoelaatbare hoeveelheden zeer schadelijke ontbindingsproducten, zoals waterstoffluoride (HF), te voorkomen bij blootstelling aan grote hitte.  De blusvoorwaarden zijn daarmee snel bereikt.

Bij de inerte gassen moet 95% van de ontwerpconcentratie bereikt zijn binnen 60 of 120 seconden.

De opslag van het blusmiddel, die gebeurt in één of meerdere reservoirs, is minder omvangrijk dan deze van een blusinstallatie met inert gas.  Daar FK 5.1.12 een vloeistof is, kan een groter gewicht ervan op minder plaats opgeslagen worden.  Soms vormt de vloerbelasting een probleem.  Dat is dan eenvoudiger op te lossen bij keuze voor FK 5.1.12.  De plaats waar de opslag van de FK 5.1.12 voorzien wordt moet wel vlakbij de te beschermen ruimte gelegen zijn.  Dat in tegenstelling tot de opslag van inert gas waarvoor een grote afstand tussen reservoirs en te beschermen lokaal zelden een hinderpaal vormt.

Het mengsel dat de FK 5.1.12 vormt met de lucht uit het lokaal is zwaarder dan het mengsel dat met het inert gas IG55 zou bekomen worden.  Daardoor is de invloed van ‘lekken’ in het ‘omhulsel’ van het lokaal bij FK 5.1.12 wel groter.  De luchtdichtheid moet beter zijn om aan de eis te kunnen voldoen dat de blusvoorwaarden gedurende minstens 10 minuten moeten aangehouden worden.

 

Bij uitstroming van elk chemisch blusmiddel, zoals ook FK 5.1.12, zal er in het lokaal eerst een onderdruk ontstaan, die dan overgaat in een overdruk.  Bij FK 5.1.12 is de onderdruk heel wat belangrijker dan de onderdruk.  Om er zeker van te kunnen zijn dat de onderdruk niet groter wordt dan wat voor de constructie toelaatbaar is, zijn er schikkingen te treffen en één of meer kleppen in de wand te voorzien om die onderdruk beperkt te houden.

bottom of page